Vlaams Parlementslid Anke Van dermeersch reageert op minister Brouns’ geplande aanpassing van het LEZ-besluit, die volgens haar opnieuw aantoont dat het huidige beleid complex, onzeker en onvoldoende doordacht is. Hoewel geen wijziging van het LEZ-decreet zelf nodig is, omdat de toegangsregels uitsluitend in het LEZ-besluit staan, vindt Van dermeersch dat het voortdurende herschrijven van het besluit voor grote verwarring zorgt.
“De regering heeft het besluit al op 19 september 2025 moeten herwerken en moet nu opnieuw sleutelen na advies van de Raad van State. Dat toont duidelijk dat het oorspronkelijke werk niet solide was. Burgers hebben nood aan degelijk beleid, niet aan wankele regelgeving die telkens wordt rechtgezet”, aldus Van dermeersch
De Vlaamse Regering stelt dat het aangepaste besluit vóór 1 januari 2026 in werking zal treden om rechtszekerheid te garanderen, maar volgens Van dermeersch wordt die zekerheid voorlopig niet geboden: “De overheid beweert dat er rechtszekerheid komt, maar niemand weet vandaag welke regels ze exact gaan goedkeuren. Rechtszekerheid op papier is geen rechtszekerheid voor de mensen die elke dag met hun wagen moeten werken of zich verplaatsen.”
Het feit dat de regering zich moet buigen over opmerkingen van de Raad van State — waarbij zelfs een arrest van het Grondwettelijk Hof werd meegewogen — illustreert volgens haar dat het LEZ-kader juridisch problematisch is. “Als een arrest van het Grondwettelijk Hof moet worden geanalyseerd om fouten recht te zetten, dan is dat geen detail. Dan is het fundament van het beleid zelf niet in orde”, benadrukt de Vlaams Belang-politica.
De regering verwijst naar cijfers die aantonen dat slechts een beperkt aantal wagens zou worden getroffen door toekomstige verstrengingen. In 2024 bestond ongeveer 10% van het Vlaamse wagenpark uit Euro 5-diesels en 1% uit Euro 2-benzinewagens. Binnen de LEZ van Antwerpen gaat het om 3,7% Euro 5-diesels (5681 voertuigen) en 0,02% Euro 2-benzinewagens (757 voertuigen). In Gent respectievelijk 4% Euro 5-diesels (3046 voertuigen) en 0,02% Euro 2-benzinewagens (485 voertuigen).
Van dermeersch vindt deze getallen misleidend. “Zelfs al gaat het om enkele duizenden wagens per stad: voor die gezinnen, zelfstandigen en werknemers is de impact totaal. Het is makkelijk te zeggen dat 3% of 4% weinig is, maar voor de mensen achter die cijfers is dat hun dagelijkse mobiliteit, hun werk en hun gezinsbudget.”
De Vlaamse Regering bevestigt dat er geen economische impactstudie is uitgevoerd voor specifieke beroepsgroepen die door de LEZ mogelijk worden getroffen. Hierop reageert Van dermeersch scherp: “Een beleid invoeren dat letterlijk duizenden voertuigen kan raken, zonder ook maar één economische doorrekening te maken, is onverantwoord. De overheid moet weten wie ze treft en wat de gevolgen zijn.” Ook over de aangehaalde effecten op de luchtkwaliteit blijft ze kritisch.
De regering verwijst naar het rapport “Luchtkwaliteit in de Antwerpse agglomeratie – jaarrapport 2023” van de Vlaamse Milieumaatschappij, en naar het Vlaams Energie- en Klimaatplan (VEKP) dat bijkomende maatregelen bevat die ook NOx-uitstoot moeten verlagen. Volgens haar volstaat dat niet. “De regering zwaait met rapporten, maar de link tussen de LEZ en gemeten luchtkwaliteitsverbeteringen is niet zwart-wit. Bovendien worden opnieuw de automobilisten geviseerd, terwijl andere realistische maatregelen onvoldoende worden onderzocht.”
Tot slot noemt Van dermeersch het overleg tussen Vlaanderen en de steden Antwerpen en Gent onvoldoende. Hoewel de Vlaamse Milieumaatschappij regelmatig overleg voert en beide steden op de hoogte zijn van elke stap in de aanpassing van het LEZ-besluit, vindt zij dat dit geen echte samenwerking is: “De steden krijgen een kader opgelegd waar ze vooral moeten in meegaan, terwijl alternatieven amper worden onderzocht. Dat is geen partnerschap, dat is beleid van bovenaf.”
Van dermeersch besluit: “De Vlaamse Regering blijft vasthouden aan een LEZ-beleid dat juridisch onzeker is, economisch riskant en sociaal onrechtvaardig. De vele cijfers die men zelf aanreikt, tonen net aan hoe beperkt het draagvlak is en hoe groot de onzekerheid blijft. Het is tijd om dit beleid volledig te herbekijken — en dit keer met respect voor alle burgers, werknemers en ondernemers die afhankelijk zijn van hun voertuig.”